Granaatappel

Granaatappels komen oorspronkelijk uit Perzië en zijn al eeuwenlang verbonden met diverse culturen en religies als een symbool van vruchtbaarheid. De schil is dik en de vrucht bevat een harde kern. Tussen de witte kern en de schil zitten in kamers opgesloten rode, besachtige stukjes vruchtvlees met een witte pit. Deze besachtige eetbare delen, zijn eigenlijk de zaden. Ze smaken iets licht zuur en tegelijk ook zoet. Van granaatappelsap wordt grenadine (siroop) gemaakt.

Als je een granaatappel eet, heb je al 3/4 van je dagelijkse aanbevolen hoeveelheid fruit binnen!

Je kunt granaatappels in de koelkast, maar ook op de fruitschaal bewaren. Door de dikke leerachtige schil blijven ze lang goed, wel een paar weken.

Wat kan ik met granaatappel?

• Halveren en uitlepelen.
• Uitgeperst (sap wel zeven).
• In (vruchten)salade.
• Bij gegrild vlees, wild of kip.
• Als garnering bij geroosterde aubergine met een yoghurt-muntsaus.
• In een kikkererwtensalade met peterselie en geroosterde bloemkool.

Halveer de granaatappel en klop dan aan de achterkant met een houten lepel op de schil. De besjes vallen er dan zo uit.

Let op, het sap van het vruchtvlees en van de schil geeft vlekken die niet meer te verwijderen zijn.

De pitjes zijn geheel eetbaar, de vliezen van de kamers die de zaadjes van elkaar scheiden niet.